• Draag bij het werk steeds ge-
schikte werkkleding en bescher-
mende uitrusting:
‒ Draag een veiligheidsbril. Bij
niet-naleving kunnen verwondin-
gen aan de ogen door wegge-
slingerde onderdelen ontstaan.
‒ Draag bij het werk een gehoor-
bescherming.
‒ Draag laarzen of schoenen met
antislipzool en een robuuste
lange broek en ook werkhand-
schoenen. Gebruik het appa-
raat niet als u blootsvoets stapt
of open sandalen draagt.
• Werk niet met een beschadigd,
onvolledig of zonder de toestem-
ming van de fabrikant omge-
bouwd apparaat. Gebruik het
apparaat nooit als de veiligheids-
uitrusting defect is. Controleer
vóór het gebruik de veiligheids-
toestand van het apparaat, in het
bijzonder de aansluiting op het
stroomnet, de schakelaar en de
bescherming.
• Stel nooit beveiligingen buiten
werking. Daarmee wordt ervoor
gezorgd dat de veiligheid van het
apparaat gehandhaafd blijft.
Gebruik:
• Zorg voor een stabiele houding
tijdens het werken. Wees bij het
werken op aflopende hellingen
extra voorzichtig. Daardoor kunt
u het apparaat in onverwachte
situaties beter controleren.
• Werk niet met het apparaat als
u moe bent of na het innemen
van alcohol f medicijnen. Las
altijd tijdig een werkpauze in.
Eén moment van onoplettend-
heid bij het gebruik van het ap-
paraat kan tot ernstige verwon-
dingen leiden.
• Werk niet met het apparaat als
het regent, bij slechte weers-
omstandigheden of in een
vochtige omgeving. Werk uit-
sluitend bij een goede verlich-
ting. Zo vermijdt u ongevallen
• Houd de borstel weg van alle
lichaamsdelen, vooral handen
en voeten, als u de motor in-
schakelt en als de motor draait.
• Start het apparaat niet als het
omgedraaid is of zich niet in de
werkpositie bevindt.
• Schakel de motor uit en trek de
stekker uit indien:
‒ u het apparaat niet gebruikt,
‒ u het onbewaakt laat liggen/
staan,
‒ u het reinigt, onderhoudt of
vóór controles,
‒ u het van de ene naar de an-
dere plaats transporteert,
‒ de stroom- of verlengkabel
beschadigd is,
‒ u de werkborstel verwijdert of
vervangt.
• Probeer nooit de borstel met
de hand te stoppen. Wacht
steeds tot ze vanzelf stopt.
• Gebruik het apparaat niet om
onkruid of mos te verwijderen
dat zich niet op de grond be-
vindt, bijv. mos dat op de muur,
rotsen enz. groeit.
• Controleer de borstel voor het
gebruik ervan. Gebruik geen
beschadigde borstels. Vervang
een beschadigde of versleten
borstel.
• De borstel mag niet op ap-
paraten worden gemonteerd,
waarvan het toerental boven
NL
39